19 – Houd toch op

Houd toch op met wijzer worden en kennis vergaren!
Dat is voor iedereen en mijzelf het beste

Houd toch op met aardig en rechtvaardig zijn!
Dan houd ik weer van mijn kinderen en ouders

Houd toch op de slimste of de rijkste te willen zijn!
En de mensen om me heen hoeven niet meer te roven

Deze drie geven mij nooit voldoening, omdat ze de kern niet raken
Daarom richt ik mij op wat voorhanden is:
Ik houd het simpel en doe gewoon
Ik hoef niets te hebben of te worden
Ik houd op me zorgen te maken.

Onlangs (2020) kreeg ik van mijn broeder Richard het boek Tao Teh – Paraphrasen. Ik had nog nooit van het boek gehoord en was diep onder de indruk van de prachtige parafrasen – metrische gedichten (op rijm!) waarin op een heel andere manier gezegd werd wat in het vers ook gezegd werd.
Eén van mijn lievelingsparafrasen betreft dit vers:
De eeuwige begeerte

Ach wat wij al moeten weten,
Van wat anderen vóór ons dachten,
En in boeken samenbrachten.
En we mogen niets vergeten.

Ach wat wij al kennen moeten.
Bukkend over de geschriften,

Denken-vergelijken-schiften,
En in duistere termen wroeten.

O, indien we ’t toch eens wagen,
In plaats van geleerde boeken
Alles in ons zelf te zoeken;
Alles in ons zelf te vragen.

Plichten, zóó hoog aangeslagen,
Zijn mooi uitgedoste slaven,
Die, als wij ze vrijheid gaven,
Lam aan onze voeten lagen.

Ach, wij bouwen hooge muren
Van conventie en fatsoen.
Om gescheiden van de buren
Stille zondigheid te doen.

Maar wanneer die muren vallen,
Door een stormvlaag neergeveld,
Staan we weerloos met ons allen,
Sidd’rend voor het Al-geweld.

Het anders willen dan een ander,
Wordt oogmerk waarnaar ieder streeft.
In wedloop jagend naast elkander,
Wie wel den langsten adem heeft.

O, slechts te hebben wat we ontberen.
’t Is juist dàt, wat een ander heeft.
Terwijl de anderen juist begeren
Dat wat de wereld hen niet geeft.

Ach, dat wij naar de bloemen schouwen.
En naar de vogels in hun vlucht.
Waarom toch op begeerte bouwen,
Waarin de zwarte zonde zucht.

Wat moét, behoort, en wat men wil,
Daarvoor zijn duizend Schoone grazen.
Wie ware wijsheid heeft zwijgt stil.
Het net heeft even zoveel mazen.

Het zwijgen remt de welsprekendheid,
Zoals de dood spreekt van het leven.
De eenvoud rent bekendheid.
De waarheid is een worm gegeven.

Aldus: Oorspronkelijk schijnen,
Is slechts een afdruk zijn.
In nietigheid verdwijnen,
Getuigt van ‘groot’ in ’t ‘klein’.

Aldus: zonder persoonlijk oogmerk te schijnen,
Is in waarheid zijn, van geen belang.
Een schip op de golven zich voegend naar ’t deinen,
Getuigt méér van doel-bewusten gang. 

Volgend vers