Wat hebben een managementteam, voetbalelftal of gezin met elkaar gemeen? Onder andere dat er regelmatig beslissingen (moeten) worden genomen. Wel of geen kerstkaart, verdedigend of aanvallend, op vakantie naar een all inclusive of de camping?
Tijdens de besluitvorming komen er onvermijdelijk verschillen aan het licht: de één ziet het zus, de ander zo, de ene groep wil links, de ander rechts. Soms verloopt dat gesprek in goede harmonie, maar ik zie vaak dat de standpunten zich verharden. Dan zitten mensen als het ware in de loopgraven en is iedereen bezig het andere idee te bestrijden.
De eerste regels van het tweede vers beschrijven wat mij betreft heel mooi hoe dat gebeurt:
Je ziet het mooie, je noemt het ‘mooi’ en prompt zie je ook het lelijke
Je ziet het goede, je noemt het ‘goed’ en prompt zie je ook het kwade
Zo zie ik het inderdaad vaak gebeuren. In het begin zijn de gedachten en ideeën nog open: we kunnen dit doen, wat denk je hiervan? Maar naarmate het gesprek vordert, komen er labels en standpunten. Iemand vindt een idee een goed idee en zegt dat ook. Daarmee wordt het andere idee een slechter idee. En als je niet uitkijkt, en de standpunten zich steeds op dezelfde manier over de groep verdelen, dan zijn niet alleen de andere ideeën slecht, maar de anderen zelf ook. Dat maakt het samenwerken en het samenwonen er niet makkelijker op.
Het gaat dus niet alleen om het zien van goed en slecht/mooi en lelijk maar ook om het benoemen ervan. Door het woorden geven aan wat we zien, versterken we de dualiteit. Mijn kinderen weten dat feilloos. Als ik zeg dat een van hen iets goed heeft gedaan of lief is, zegt de ander steevast: ben ik dat dan niet? Door het te benoemen, wordt/voelt de ander zich het tegendeel. Dat is niet mijn bedoeling, maar wel de onvermijdelijke consequentie.
Ik zag die polarisatie ook gebeuren bij twee teams die voor het eerst moesten gaan samenwerken. Vóór de samenwerking was er maar één manier van werken, de eigen manier, waar de teamleden zich niet direct bewust van waren. “Zo doen we dat.” Als ze gaan samenwerken met een ander team, zien ze een andere manier van werken. En dan gebeurt wat Lao-tse beschrijft: ze zien het andere, ze benoemen het als anders (en meestal minder), en daarmee wordt hun eigen manier de betere manier.
Gelukkig biedt Lao-tse ook een oplossingsrichting uit deze onvermijdelijke dualiteit. Hij schrijft in de tweede alinea van het vers:
Maar vorm en inhoud zijn beiden nodig
Alles is nu eens moeilijk, dan weer makkelijk
Door lang en kort zie ik het contrast
In de onderlinge verhoudingen is er geen hoog zonder laag,
In harmonie wisselen klank en geluid elkaar af
Soms sta je vooraan, dan weer blijf je achter: zo blijf je in balans
Dit noemen we “the best of both worlds”, en het wordt vaak als doel benoemd. Iedereen die bij fusies, overnames of andere samenwerking betrokken is geweest, weet dat dit gemakkelijker gezegd dan gedaan is.
Wat het van ons vraagt staat in de laatste zin: het vraagt dat wij geen vaste positie innemen, maar nu eens voor en dan weer achter staan. Die bewegelijkheid, dat meebewegen is voor mij een van de basisinzichten van het taoïsme. Zie ook mijn andere blogs op deze site.
Hier de Engelstalige versie op LinkedIn: Dealing with inevitable differences.