Ik zie het mooie, ik noem het ‘mooi’ en prompt zie ik ook het lelijke
Ik zie het goede, ik noem het ‘goed’ en prompt zie ik ook het kwade
Maar vorm en inhoud zijn beiden nodig
Alles is nu eens moeilijk, dan weer makkelijk
Door lang en kort zie ik het contrast
In de onderlinge verhoudingen is er geen hoog zonder laag,
In harmonie wisselen klank en geluid elkaar af
Soms sta ik vooraan, dan weer blijf ik achter: zo blijf ik in balans
Daarom probeer ik te handelen door niet-handelen
En zonder woorden mijn ideeën over te brengen:
want ik zie alles om mij heen als vanzelf ontstaan.
Ik help nieuwe vormen te ontstaan, maar ze zijn niet van mij.
Ik werk gericht, wat er ook uitkomt.
Ik maak mijn werk af, en laat het dan los
Door het los te laten, blijft het bestaan.
Toelichting: In dit hoofdstuk gaat het volgens mij niet alleen om het zien van goed en slecht/mooi en lelijk maar ook om het benoemen ervan. Door het woorden geven aan wat we zien, versterken we de dualiteit.
Mijn kinderen weten dat feilloos.
Als ik zeg (benoem) dat één van hen iets goed heeft gedaan of lief is, zegt de ander steevast: ben ik dat dan niet? Door het te benoemen, wordt/voelt de ander zich het tegendeel. Dat is niet mijn bedoeling, maar wel de onvermijdelijke consequentie.
Hieronder het kunstwerk ‘Dag en Nacht’ van M.C. Escher.